Ooit toen ik nog puberde had techniek iets geils. Vol opwinding de eerste CD-speler bekijken en beluisteren op de Firato. Dat kreng, uitgevonden door Philips, waar je niet meer dan 15 nummers mee kon kiezen. Ja, geniaal bedrijf dat Philips. Maar niet heus. En ik maar doorpuberen vol geilheid. Als ik ooit centen zou hebben…
Mijn eerste CD-speler was een ramp. De tweede serie van Philips, met korting gekocht. Het ding sloeg over als de pleuris. En het rotste was nog wel dat ‘ie de CD’s een beetje beschadigde. Hele kringen groef dat ding in het plastic. Ja, geniaal bedrijf dat Philips. Maar niet heus.
Mijn eerste stappen in een studio. Opnieuw: geilheid. Al die knoppen en lichtjes! De eerste generatie Apple die in een nachtje muziek kon vertragen of versnellen. Hoe geil!
Hoewel ik vanaf mijn 13e door mijn geweldige gitaarleraar Ferry Robers met het niet-lullen-spelen! principe muzikaal werd opgevoed, begon ik zo rond mijn 22e allerlei onzin spullen te kopen. Dat resulteerde in moeilijke gitaren en een MIDI-pedaal om mijn 3-kanaals buizenampje en ‘knipperlichtenset’ met effecten mee te bedienen. Het spul woog een hernia. Zo’n 20 geluiden had ik onder mijn voeten zitten. Ik was meer tapdanser dan gitarist.
En ineens had ik er genoeg van. Vlak nadat mijn oude band MAM uit elkaar viel. Ik verkocht het meeste, kocht een Vox versterker, een Tubescreamer en begon me alleen nog maar op livespelen te richten. De studio’s was ik zat. Dat geneuzel over details. De kille ruimtes. De cleanheid. De lichtjes. Het eindeloos geouwehoer over techniek. En het gezeur over details die geen mens buiten de studio kon horen.
Magazines, ook zoiets. Ooit kocht ik ze elke maand. De Guitar Player. De Sound On Sound. Alleen het Nederlandse Interface valt nog elke maand in mijn brievenbus. Alleen maar omdat ik telkens vergeet het abonnement stop te zetten. Het blad zelf vind ik totaal oninteressant geworden. Het staat bol van de advertenties en pro BUMA verhalen. Alleen de verhalen van Allard Krijger kunnen mij nog boeien.
Geef mij maar authentieke verhalen van echte figuren. Figuren die op een versleten Perzisch tapijt een aftandse brommende buizenbak neerzetten, een gitaartje inpluggen en met indianengrijns de tijd verliezen. Dat lees ik dus in Tape Op. Al een tijdje krijg ik de exemplaren gratis vanuit Amerika toegestuurd. En in tegenstelling tot alle andere bladen over studiotechnieken gaat het bij Tape Op juist over de mensen en hun visie. Soms lees je er over bekende mensen met dure spullen, maar juist ook over mensen die met een 4-sporen recorder op de veranda heerlijke dingen opnemen. Of met een laptop in de huiskamer.
I like the fact that a lot of our interviews are more “human” – about the people and their journeys through music.
Een stukje voorwoord uit de laatste Tape Op. Precies wat ik bedoel. Niet lullen, spelen!
Geef een reactie