Het geklooi met een goed gitaargeluid

Als gitarist ben ik altijd geïnteresseerd geweest in te gek goeie gitaargeluiden. Een interesse die al sinds mijn jeugd goed gevoederd werd dankzij de allergrootste muziekwinkel van heel Europa die in de Haagse binnenstad was te vinden. Voor ik het wist was mijn speurtocht naar het ideale gitaargeluid begonnen.

Meesterverkoper Nico Servaas en de Stille Zuidzee

De winkel van Nico Servaas , een meesterverkoper met een valse lach die altijd te herkennen was aan een lichtblauwe stofjas en 3 pond Brillcream in het haar. Regelmatig sprak hij mij handenwrijvend en grijzend aan:

“Mooi ding he? Wou je ‘m hebben? Hebbie centjes bij je?”

De man was a-muzikaal maar kon wel heel goed rekenen en de kassa opmaken. Hij woont al jaren op een eiland in de Stille Zuidzee. Van ondermeer mijn centen.

Leo Blokhuis schreef een paar jaar geleden op verzoek van Den Haag Marketing een boek over Servaas. Dit boek is op Bol te koop. Aanrader!

Ik heb van alles gekocht en weer verkocht. Zo herinner ik me de Mesa Boogie Quad voorversterker. Ik kocht hem omdat diverse gitaristen zweerden bij het super strakke cleane geluid dat eruit kwam. Wat waar was, maar ze vergaten erbij te vertellen dat het ding een ton woog. En dan hebben we het nog alleen over de voorversterker. Tel daar dus maar een zware eindversterker en een stel speakers bij op. Bovendien kostte het ding een klein fortuin. Zelfs tweedehands, althans voor mij.

“Waar komt toch die vreemde geur vandaan?”

Het is begin jaren 90 en ik zit met mijn band MAM in Studio BGM (Bureau Goeie Muziek) in Voorburg. Mijn gloednieuwe Koch-versterker staat er inmiddels al 2 dagen lekker op studiotemperatuur te draaien als een paar bandleden zich beginnen af te vragen waar toch die vreemde geur vandaan komt. Uit mijn versterker dus! Die we vervolgens bijna in rook zien opgaan…

Let wel: gitaristen zweren bij buizenversterkers. Menig gitarist is conservatiever dan de paus en zweert zelfs vandaag de dag nog bij het aloude concept van een triode buis om het geluid mee te versterker en er een mooi randje vervorming aan mee te geven. Wat goed voor Jimi was, moet nog steeds goed zijn, zo is de gedachte.

In de band MAM gebruikte ik in het begin ook weleens de Fender Twin versterker van bandlid Tom America. Ik woonde toendertijd in Voorburg op een bovenwoning maar de versterker bleef lekker in de flightcase onderaan de trap staan. Onmogelijk dat ik dat ding de trap op zou kunnen krijgen zonder halverwege te sterven.

Laatst stond ik nog met mijn drummer in een oefenruimte. En precies op het moment dat ik denk “wat hoor ik nu weer?” laat de versterker een zucht en houdt ‘ie ermee op. The tube that died on me, deel 2, of zoiets.

De opkomst van koelkasten en windmolens

In de 90-er jaren besloten alle gitaristen, incluis ondergetekende, over te stappen op 19″ units. De gitaarpedalen raakten uit de mode en alles moest in een rackje geplaatst worden. Het we-hebben-alles-onder-controle-geluid deed haar intrede. Ook ik deed er driftig aan mee en programmeerde allerlei combinaties van effecten zodat ik mijn rack met een groot voetpedaal/afstandsbediening kon bedienen. Helaas stond ik toch altijd op het podium tijdens de soundcheck en het optreden heel moeilijk naar mijn spullen te kijken omdat het daar toch weer anders klonk dan thuis of in de studio.

Ik herinner me nog een mooie uitspraak van gitarist Mark Boon (bekend van de band Diesel) uit die tijd: “die koelkast is vooral handig om mijn collectie colaflesjes op uit te stallen.”

In zo’n rack werd het een verschrikkelijke sauna vanwege al die lollige stroomverslindende gitaareffecten en amps. Vandaar dus dat menig ingewikkeld gitaarrack voorzien was van een paar loeiende ventilatoren om de boel te koelen. En wat had ik daar een gruwelijke hekel aan zeg! Nu moest je het rack in een studio in een eigen hok opsluiten wilde je niet helemaal lijp worden van het geloei van die windmolens.

In navolging van wat sessiejongens zoals Steve Lukather kocht ik op een gegeven moment een Palmer Speaker Simulator PDI-03. Een wereldding! De Palmer is een signaalverzwakker die het keiharde signaal van een speaker-output verzwakt naar een line-signaal. Nu kon ik elke technicus een prachtig gefilterd gitaarsignaal aanbieden. En niet langer was ik overgeleverd aan hard blazende gitaarversterkers in de studio. Ik gebruikte het ding overigens ook live, net als Steve.

De kruisbestuiving tussen een Walkman en een gitaarversterker

Jaren ervoor was het begonnen met de Rockman (release was al in 1982). Een apparaat dat lijkt op een rare kruisbestuiving tussen een Walkman en een gitaarversterker. Er kwamen maar twee soorten geluid uit: volkomen clean, of volkomen overstuurt. Het ding klonk heavy ook al plugde je er een elektrische banjo of een mondharmonica in. En qua dynamiek was het dus he-le-maal niets. Maar goeds, ook ik was zo rooms als de paus toentertijd. Voor minder dan buizen haalde ik mijn gitaar niet uit de koffer en dus diste ik deze wannabe-Marshall-Walkman volledig.

Uiteindelijk stapte ik toch van m’n geloof af

Na de Rockman en de Palmer is het snel gegaan. Ik liet me diverse malen verleiden door het spul dat ik in Nico’s toko aantrof.

Zo kocht ik een van de eerste apparaten op dit gebied van de firma Zoom. Tom America van MAM herinnert zich de ellende er nog van. Hoewel dat ding nog in Tom’s huisstudio best lollig had geklonken, bleek ‘ie eenmaal op een grote-mensen-volume gebracht in een club vol uitzichtloze jongeren vooral te willen feedbacken/rondzingen. En zoals altijd met die dingen is het altijd een ander die het als eerste opmerkt. Het was Tom die tijdens de soundcheck droog opmerkte: “wat is toch dat pieptoontje dat ik de hele tijd hoor?”

De sessie met Rick de Leeuw

Minstens een kwart van mijn leven heb ik vergooid aan het geklooi met die dingen. Vaak met een handleiding op schoot, geschreven door een Japanner die een hard piemeltje kreeg van het apparaat. Nou ik niet!

Ik herinner me een sessie voor de band Bon met Rick de Leeuw in de studio van de Tröckener Kecks. Mijn super dure buizenjongens had ik meegenomen. Maar Rick beschikte ook over een computer met Pro Tools en Amp Farm. Het was in het jaar 2000 of begin 2001. Een sessie van 3 dagen die een rare twist kreeg.

Omdat ik de band daarna verliet was ik niet meer betrokken bij de mixage en hoorde ik vervolgens niets meer van mijn opnames. Totdat 7 jaar later, Pieter Bon de zanger van de band, op de radio tijdens Wintertijd een nummer voorbij laat komen. Ik hoor het meteen: potdomme, dat ben ik!

Het hele album Alles Moet Anders staat op Spotify. De andere gitarist van dat album is Phil Tilli, die toendertijd in de Tröckener Kecks speelde. Ik kon het best goed met hem vinden. Na het uiteenvallen van de Kecks is ‘ie in de britrockband Moke gaan spelen.

Bon - Alles moet anders

In de liner notes word ik opgevoerd voor additionele bijdragen. Gelukkig herken ik mijzelf uit duizenden en weet ik hoe het precies zit. Ik ben te horen op de tracks (inclusief solo’s):

  • Vat Geen Kou
  • Alles Wordt Anders
  • Terug
  • Jij Slaapt
  • Zelf Verzinnen
  • Rondom Auto’s

Een poos terug hernieuwde ik het contact met Rick via Facebook. We zijn inmiddels bijna 15 jaar verder en een stukje wijzer geworden.

Of ik de Amp Farm of toch mijn oude buizenbak gebruikte, ik ben het een beetje vergeten. Volgens mij hebben we beiden gebruikt. In eerste instantie mijn buizenbak en als dat niet werkte, de Amp Farm in Pro Tools. Maar zeker weten doe ik het dus niet.

Wordt vervolgd…

Door Marco Raaphorst

maakt podcasts en muziek

2 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.