Jeff Beck herken je uit duizenden, een paar noten zijn genoeg. Want als er iemand een eigen stijl had dan was het Jeff wel. 100% eigenzinnig. Hij sloeg in ’74 het aanbod af om gitarist Mick Taylor bij de Stones op te volgen. Het plan dat Beatles’ producer George Martin zijn volgende album ging produceren vond ‘ie veel opwindender dan de gedachte de rest van zijn leven Satisfaction op herhaling te moeten spelen.
De samenwerking met Martin resulteerde in het meesterlijke Blow By Blow, een album dat menig gitarist in zijn platenkast heeft staan. Op zijn beurt bewees Jeff een dienst aan Martin voor diens boek Popmuziek (onwijs slecht gekozen titel want in het Engels luidt deze Making Music: The Guide to Writing, Performing & Recording). Hij mocht een hoofdstuk wijden aan de gitaar.
Zo schrijft Jeff over zijn worsteling met het opnemen van muziek in de studio. Eigenlijk totaal tegenovergesteld aan wat Glenn Could ooit beweerde.
Ik heb het gevoel dat ik mijn ware ik alleen in een live-optreden kan geven, en zelfs dan alleen in een enkel nummer of een enkele frase. Bij het maken van films heb je dezelfde problemen als bij het maken van plaatopnamen. Ik heb een droom waarin ik gefilmd word in een of ander vies oud hol, een soort club waar een heleboel slechtigheid gebeurt.
Ik ben helemaal vergeten dat er gefilmd wordt; en ik zou daar gewoon op een sofa liggen, onderuit met een sigaar en een pils, zomaar wat gitaar spelend zonder mij van iemand iets aan te trekken. Dan zou je mij pas écht horen. Platen hebben nooit, en zullen ook nooit, laten horen wat ik werkelijk kan.
Ook de nieuwe technologie bezorgde hem hoofdbrekens.
De nieuwe technologie is een ware bedreiging voor de gitaar. Ik liet eens aan een meisje van twaalf een digitale sequencer zien; zij was diep onder de indruk van de ongelooflijke mogelijkheden. Wat later hoorde ze mij elektrisch gitaar spelen. Ik deed een vlot nummer en zij vroeg: ‘Waarom doe je zo moeilijk? Waarom druk je niet gewoon op een snaar?” Dat schokte mij. In de korte tijd van een paar maanden had zij begrip gekregen voor rock ‘n’ roll – of wat zij daaronder verstond – en nu was zij al naar iets nieuws onderweg. Het deed geen recht aan de tijd en toewijding die de beste artiesten in hun spel legden. Toen ik erover nadacht, realiseerde ik mij dat zij niet echt begreep wat goed muziekmaken was, want er zijn uiteindelijk dingen die een machine niet kan.
Jeff was een gevoelig muzikant die het ‘m alleen om de muziek te doen was en niet om het geld of de roem. Die gevoeligheid ging soms gepaard met twijfel over zijn eigen spel.
Er is een tijd geweest dat ik letterlijk gebukt ging onder de onzekerheid van wat ik nou wilde. Het was in de hoogtijdagen van John McLaughlin en Billy Cobham en dat heeft vast wel aan mijn verwarring bijgedragen. Ik kende hun muziek goed, omdat ik met Michael Walden werkte die de drums over-nam van Cobham. Ik realiseerde mij dat zij weinig gemeen hadden met rock’n’ roll; maar te gelijkertijd moest je wel onder de indruk komen van hun geweldige muzikaliteit. Het deed mij beseffen dat ik niet, zoals zij, in de muziek zelf was geïnteresseerd. Het leek alsof zij zich meer met de muziek inlieten dan met het spelen. McLaughlin is een groot gitarist, maar hij is niet emotioneel en ik denk dat gevoel de echte artiest kenmerkt. McLaughlin drukte zich uit door een toon een fractie langer aan te houden – iets wat niet iedereen opmerkt. Ik wil het eruit laten stromen en dat heeft een veel grotere uitwerking op het publiek.
Jeff Beck was een waardig muzikant en een bron van inspiratie voor alle gitaristen die na hem kwamen. 🙏
(omslagfoto van Mandy Hall onder CC BY)
Geef een reactie