Rembrandt woonde een kleine 20 jaar in het huis aan de Jodenbreestraat in Amsterdam. Het huis wordt nu het Rembrandthuis genoemd maar is eigenlijk op een slinkse wijze van de kunstenaar afgenomen. Rembrandt kocht het in 1639 voor dertienduizend gulden maar hij ging uiteindelijk failliet. Het huis werd in 1658 geveild en voor elfduizend gulden verkocht. Men was wel zo “slim” om zijn inventaris op te slaan.
En nu plukt men daar nog de vruchten van.
Heel hypocriet worden kunstenaars eerst verkettert om ze vervolgens na hun dood op een voetstuk te hijsen omdat er geld aan te verdienen valt. Rembrandt had nooit failliet mogen gaan. Men had deze kunstenaar moeten helpen. Schuldsanering zonder van hem te profiteren op een waardige manier.
Een kunstenaar die de ander niet kwetst met het nastreven van dat wat diep binnen in hem leeft, die deugt. Maar het zijn juist de lijkenpikkers, de heren en dames die over het lot van anderen kunnen beschikken, die vaak niet deugen.
Je hoort tegenwoordig veel dat men de geschiedenis door een andere bril wil bekijken. Al die volkshelden waar scholen, straten en tunnels naar vernoemd zijn blijken vaak geen helden te zijn maar juist een voorbeeld te stellen van hoe het juist niet hoort.
Ons concept wat kunst is en wat het is om kunstenaar te zijn mag wat mij betreft nu ook op de schop. Door bijvoorbeeld onze eigen hypocrisie rondom Van Gogh en Rembrandt en vele andere kunstenaars onder ogen te zien. We profiteren nu van ze. En dat is schandelijk te laat.
Geef een reactie