De Volkskrant publiceerde van de week een lollig artikel met de titel ‘De gitaarversterker verdwijnt van het podium. Is dit het einde van de rock-’n-roll?’. Samen met gitaristen Pablo van de Poel, Stefan Blankestijn en Anne Soldaat duikt men in het fenomeen modellers; amp-simulatie die voornamelijk via de digitale techniek tot stand wordt gebracht. Voordeel: geen lawaai meer op het podium omdat je de gitaar niet in een gitaarversterker inplugt maar in een modeller die rechtstreeks naar het in-ear-systeem gaat.
Alleen Stefan Blankestijn gebruikt een modeller, zo blijkt. Pablo van de Poel en Anne Soldaat vinden het maar niets. Ik snap dat niet. Buizenversterkers zijn energieslurpers (hallo klimaatverandering) en stokoud qua techniek (lees: totaal onbetrouwbaar). Maar goed, er zijn geen conservatiere muzikanten dan gitaristen, denk ik dan. Vintage viert nog altijd hoogtij. Een vale spijkerboek en een aftandse Marshall, dat beeld.
Ik heb altijd een broertje dood gehad aan purisme. Begin jaren 90, toen ik bij MAM speelde, kocht ik de eerste modellers. Een Zoom, een Peavey Pro-Fex. En toegegeven: dat klonk compleet ruk. Dus keerde ik alweer vrij snel terug naar buizenversterkers als straalkacheltjes.
Ik heb een tijdje een Mesa Boogie Quad Preamp gehad, loodzwaar ding maar met een goddelijk geluid. Je kon hem rechtstreeks aansluiten op de mengtafel want hij had een mooi klinkend filter. Vooral clean bracht het een fameus helder geluid voort dat ik kende van de topproducties uit die tijd. Hierdoor raakte ik ervan overtuigd dat luidsprekers met een microfoon er voor een heel debiel concept is.
Mijn voorbeeld toentertijd was Michael Landau die ondermeer Joni Mitchell voorzag van bizar schone gitaarsounds en harmonieuze noten.
Omdat het een eitje was om met de Quad een hernia op te lopen, stapte ik noodgedwongen over op de iets meer tilbare (nog altijd *kuch* loodzwaar) drie kanaals Koch KV-50 buizenversterker met een Palmer PDI-03 (hardwarematige speakersimulator) die ik rechtstreeks op het mengpaneel kon aansluiten. Daar kreeg ik toentertijd altijd complimenten over van technici in ’t land. Die Koch en Palmer staan hier nog altijd op zolder te glanzen en kunnen een goddelijk clean geluid (50 watt clean is een eitje, hoewel het flinke aderlating voor de oren oplevert), een Vox-crunch en een boterzachte solo-lead tot stand brengen.
Vrijwel alle gitaarpartijen op het MAM album Look: Nederlands! kwamen dankzij het huwelijk Koch-Palmer tot stand.
Tales From the Bulge
De eerder genoemde Michael Landau maakte in 1990 het album Tales From the Bulge. Ik liet hem importeren uit Japan. De composities, het hemelse geluid en spel van Landau zijn wat mij betreft nog altijd ongeëvenaard.
Mijn Palmer heb ik inmiddels gedigitaliseerd. Zodoende kun je de Impulse Response-files die ik ervan gemaakt heb via mijn shop kopen volgens de ‘betaal wat je wilt’ methode. En is dus voor de armlastige gitarist zelfs gratis “aan te schaffen”.
Ook Spinvis zag het licht
In de jaren 2000 werden de computers krachtig genoeg om een gitaarinput digitaal te vervormen. Daar ben ik direct ingedoken. Ook al klonken de eerste software versterkers niet zo jofel, ik wist er altijd wel een draai aan te geven. Inmiddels is het zo gruwelijk goed geworden dat zelfs de meest puriteinse gitarist het verschil niet hoort.
Een poosje geleden zag ik dat vriend Spinvis ook was overgestapt op in-ear-monitoring en een Strymon Iridium als amp simulator. Ik kon hem geen ongelijk geven.
Hoewel ik hierboven noteerde dat mijn Koch en Palmer nog altijd hier op zolder staan te glanzen, dat is natuurlijk gelul. Het spul staat stof te happen.
Toegegeven: lekker gieren op het podium geeft een kick. Maar ik kan het mij niet meer permitteren. Ik heb mijn oren genoeg blootgesteld aan lawaai. Het is klaar nu.
Geef een reactie