Toen Miles Davis de filmmuziek voor Ascenseur pour l’échafaud maakte besloot hij geen violen in te zetten. Dat lag niet voor de hand want filmmuziek grossiert nu eenmaal in Volop Violen. Terwijl het publiek nauwelijks of geen klassieke muziek thuis draait. Een apart soort mismatch die alleen door ingesleten gewoontes heeft kunnen ontstaan.
Het getuigt bij Miles en regisseur Louis Malle van lef dat zij niet hebben gekozen voor de bekende weg. Miles en zijn makkers improviseerden op de thema’s die Miles had verzonnen. Het is iets dat filmcomponisten nooit en te nimmer doen, die laten niets aan het toeval over en willen dat elke noot exact is. Miles en zijn makkers daarentegen improviseerden terwijl ze naar de film keken in de studio. Een kwestie van 1, 2, 3, 4 aftellen en gaan. Op het vuur van het moment.
Deze soundtrack is tot op de dag van vandaag een meesterwerk te noemen omdat Miles en Louis Malle iets nieuws deden.
En waarom zou jij dat ook niet doen? Waarom zou je überhaupt iets willen toevoegen dat al tig keer eerder precies zo gedaan is? Meer van hetzelfde is de dood in de pot. Daar heeft de wereld helemaal niets aan. Dat kun je maar beter op de plank leggen of in een kuil diep onder de grond begraven.
Alleen wat echt moet, dat moet eruit. Ga niet voor minder. En stop je eigenheid nooit weg maar omarm het. Wees dus een beetje zoals Miles, zonder hem na te willen doen.
Geef een reactie