Ze speelden zo goed als ze konden. Keken na afloop omhoog. Ogen vanachter het glas. Een producer en een technicus. Zittend in het ‘altaar’.
Dat ging lange tijd eigenlijk zo. Zeg maar gewoon: een paar jaar. Dag in, dag uit. Londen, Abbey Road, Studio One.
“Hoe klinkt zo’n Leslie-box als we in plaats van een orgel de zangmicrofoon er doorheen sturen?”
De heren in het ‘altaar’ werden met de dag onrustiger van de heren.
Maar er viel niet aan te ontkomen. Op een dag zat de band op Paul na in het ‘altaar’. Arme Paul daar in die grote studio met zijn bas en VOX versterker.
“Waarom prikken we die bas eigenlijk niet rechtstreeks in de mengtafel?”
Paul nam ook in het ‘altaar’ plaats.
“Harder, harder, HARDER!”
“Dat doe je toch niet? Dan krijg je vervorming!”
“Dat klinkt juist far out man!”
Het is bijna niet meer uit te leggen aan een jongere generatie. Vandaag de dag heb je zelfs geen studio meer nodig. Plaats en tijd zijn onbelangrijk geworden. Maar de wil om ons uit te drukken is onveranderd gebleven. Vandaar die drang om het anders te doen, om het gevoel uit te drukken op een andere manier dan de manier die we al kennen. Omdat het MOET, omdat we het zo VOELEN.
“My role in society, or any artist’s or poet’s role, is to try and express what we all feel. Not to tell people how to feel. Not as a preacher, not as a leader, but as a reflection of us all.”
Geef een reactie