Ik was vroeger een audiofiel. Dat had ik van mijn vader meegekregen. Hij, werkzaam bij Philips had de buizenradio’s met het glazenoog nog meegemaakt en was lichtelijk gefascineerd door de HIFI apparatuur die alsmaar beter werd. Ik draaide bij ons thuis Aja van Steely Dan op een goeie pickup en vroeg me af: kan dit misschien op duurdere apparatuur nog beter klinken?
Een behoorlijke dosis perfectiedrang was mij (toentertijd zeker) geheel niet vreemd.
We lazen in het blad Luister vaak smakelijke verhalen over audiofielen met hele dure spullen. En jaloers dat we waren. Met mijn schoolvriend Raymond deelde ik diezelfde liefde. Hij kocht al op vrij jonge leeftijd zijn eerste Nakamichi cassettedeck. Pas een jaar of 20 later kocht ik mijn Nakamichi Cassette Deck 2 tweedehands via Marktplaats. Ik heb hem nog steeds.
En man wat hebben we een hoop luistersessies bijgewoond. Ook in studio’s zat ik altijd met hele kritische oren te luisteren. Minieme verschillen werden door mij opgeblazen als grote verschillen. De rest van de band keek mij vaak vragend aan.
Inmiddels ben ik de dingen wat meer in perspectief gaan zien. Veel van die dingen waren ronduit geneuzel; teveel inzoomen op microniveau. In de opnamewereld zie je precies hetzelfde gebeuren. Er wordt over grote verschillen gesproken terwijl de verschillen in een blinddoek-test vaak niet eens zijn aan te tonen. Als er verschillen duidelijk hoorbaar zijn zou een scoringskans van 100% behaald moeten worden, maar vaak zit men op een procent of 50%. Dat is precies evenveel als je bij gokken krijgt.
In Stockholm werd in 2006 een test met violen gedaan. Gloednieuwe violen werden vergeleken met een paar oudjes. 70 geoefende luisteraars luisterden naar deze violen in verschillende sets. Men kon niets zien (ja, het oog is natuurlijk een grote bedrieger!). De oudste viool, een Antonio Stradivari uit 1709 scoorde het slechtst, en een gloednieuwe het beste. Conclusie: een oud instrument kost een hoop zorgen en onderhoud, voor het geluid hoef je het niet te doen.
Wereldwijd wordt er wat afgetest. En hoewel ik er vroeger zelf nogal in geloofde, het is vrijwel allemaal complete bullshit gebleken. Er zijn geen slechte speakerkabels. Goede versterkers klinken vaak evengoed als peperdure versterkers. Lees dit bijvoorbeeld maar eens: www.head-fi.org/t/486598/testing-audiophile-claims-and-myths Hoeveel bronnen heeft een mens nog nodig over overtuigd te raken? Het artikel staat er vol mee.
Zelfs de baas van het peperdure Linn Systems viel door de mand. Meneer Linn beweerde dat hij digitaal niet om aan te horen vond maar kon zelf niet constateren wanneer een Sony PCM-F1 adapter tussen het signaal werd geschakeld. En dat gebeurde in 1984. Sindsdien beweren fabrikanten dat de digitale AD-convertors nog veeeeeeeel *kuch* beter zijn geworden.
Zelfs tussen geluidspeakers blijken vaak verschillen te zitten die totaal niet door geld gerechtvaardigd worden. Gek hè? (zei hij cynisch)
Kortom, mijn hoopgevende conclusie: als je zelf je oren de kost geeft valt er een hele hoop geld te besparen.
(omslagfoto onder CC BY-SA: Ohconfucius)
Geef een reactie