De autobiografie van gitarist Andy Summers One Train Later heb ik onlangs tot mij genomen. Een boek uit 2006, redelijk laat arriveerde ik dus op dat feestje. Ik, bouwjaar 1968, was een groot Police-fan toen ik in de jaren 80 een stuiterende tiener was. Het was de energie van de band en de catchy songs die afweken van wat gangbaar was. Gitarist Andy Summers speelde nooit cowboy-akkoorden maar leukte de boel op met additionele noten en onverwachtse liggingen. Hij had een achtergrond in jazz en dat hoorde je. Het toeval wilde dat ik ook met één been in de jazz stond. En het andere been in de popmuziek, precies zoals Andy.
Maar ik vermoed dat The Police er eerder was dan mijn liefde voor jazz want dat is ontstaan vanuit de wil gitaar te leren spelen. In mijn eentje met een boekje vol kampvuur-akkoorden kwam er niets van terecht. Na een jaar alleen maar naar mijn gitaar gestaard te hebben besloot ik af te reizen naar de Stedelijke Muziekschool in Den Haag. Aldaar tijdens de open dag trof ik jazzmeister Ferry Robers met een stel van zijn studenten die speelden alsof het hun laatste dag op aarde was. Allejezus zeg! Dat vuurwerk, dat wilde ik ook!
Inmiddels is het huwelijk tussen mij en de gitaar al ruim meer dan 40 jaar dik aan. Andy heeft op zijn minst dat huwelijk flink aangewakkerd. Zo herinner ik me nog hoe Andy ergens in die jaren 80 in een radioprogramma zijn grootste invloeden de ether in stuurde. In één klap heeft dat mijn wereld onwijs verrijkt. Tot op de dag van vandaag heb ik een aantal van de geweldige tracks die hij liet draaien, onthouden.
Zoals Where Did All The Girls Come From? van James Blood Ulmer. James Blood Ulmer heb ik jaren later nog op North Sea Jazz gezien. Volgens mij in het jaar dat ik er zelf speelde, 1987. Het bewijs daarvan zit nog altijd op mijn gitaarkoffer geplakt.
Hij wees me op het album The Inner Mountain Flame van Mahavishnu Orchestra. De titel alleen al!!
En Quantrum 4 van Billy Cobham met Jan Hammer die op zijn synth gitaarlicks speelt (jaren voordat hij daarmee als componist voor Miami Vice grote naam ging maken). Met Tommy Bolin op gitaar die keihard uit zijn dak loopt te gaan. Ken Scott, bekend van zijn werk voor The Beatles, Bowie en tichduizend anderen, zat achter de knoppen. Mega dus!
Het fantastische Blues In The Night van Kenny Burrell kwam langs. Alleen al voor zo’n nummer onder de aandacht brengen dank ik Andy duizendmaal.
En tot slot Captain Beefheart’s Trout Mask Replica, een album dat o.a. Tom Waits carrière volledig op zijn kop heeft gezet. Het nummer dat Andy eruit pikte was Moonlight on Vermont. Het zette mijn leven ook gelijk op z’n kop.
In het gitaarspel van Andy klinkt de enorme muzikale bagage door die hij met zich meesleept. Andy is een vernieuwer. Zo was hij een van de allereersten die met een compressor en chorus op zijn gitaar speelde. Waarmee hij prachtige beltoontjes kon produceren die haaks stonden op de stereotype agressieve rockgeluiden die met name in de punk klonken. Hoewel The Police begon als een punkband, ze begonnen het te verweven met jazz en reggae-invloeden en kwamen zo tot hun vernieuwende sound.
Op het eerste album van The Police, een album met de schitterende titel Outlandos D’Amour, gebruikt Andy die effecten nog niet, wat resulteert in een droge sound maar waarin Andy een mix bouwt tussen punk en reggae zoals je in Roxanne goed kunt horen:
Maar het album daarna, ook weer voorzien van een schitterende titel, Reggatta De Blanc, vindt Andy zijn sound door zijn telecaster-geluid te versterken met compressor, chorus en echo-pedalen. Hierdoor is Andy in staat om anders te spelen. Op Message In A Bottle kun je dat duidelijk horen.
Andy is niet een slappe volger maar is altijd al op zoek geweest naar een eigen sound. Zo beschrijft hij in zijn bio One Train Later hoe Londen in de jaren 60 in de ban raakt van de British Blues Explosion onder aanvoering van Eric Clapton die de blues van met name Buddy Guy naar een groot, voornamelijk wit publiek, brengt. Als op een gegeven moment Eric zijn Les Paul gestolen wordt, vraagt hij aan Andy of hij zijn eigen Les Paul wil verkopen. Dat wil Andy wel want inmiddels is hij overgestapt op de Telecaster, wat een hippere gitaar is naar zijn gevoel. Ik kan hem geen ongelijk geven!
Hoewel Andy vriendschappelijk met Eric omgaat, realiseert hij zich ook dat hij niet het pad van de blues wenst te bewandelen, zoals iedereen dat in die tijd wél doet.
Personally I admire Eric’s philosophy and that he has tapped into a sort of guitar collective unconscious. But I have my own ideas and despite the new prevailing blues climate, like a fish swimming upstream, I stick to my own thoughts about music. I like harmonic change, weirder scales, asymmetry, and I still dig Monk. But Eric, with his simple but powerful style, has an enormous influence on guitarists in London and is emulated by eight out of ten players.
Within a short time there are a great number of blues guitarists in London. Uniform in style and dress, they generally sport long hair, anoraks, and plimsolls. You imagine them in places like Hounslow and Ealing, cranking out a deep blues in their bedrooms while Mum downstairs tries to get the breakfast ready or Dad cuts himself shaving in the bathroom, distracted by the plangent whine of “Dust My Broom.” The Les Paul becomes the guitar, and the London blues boom lifts off like a bent string at the fifteenth fret.
Toch komt het echte succes voor Andy relatief laat. Pas in 1977 loopt hij Stewart Copeland en Sting tegen het lijf nadat hij er bijna een half leven op heeft zitten waarin het echt grote succes uitblijft. De vlam die The Police echter aanwakkert is niet te stoppen met ongekend succes als resultaat.
De tweede helft van One Train Later, over The Police, leest dan ook als een jongensboek. De verhalen over de live optredens kan ik meevoelen en brengen me terug naar de jaren 90 toen ik met mijn band MAM veel in de clubs optrad. Het gevoel wij-tegen-de-rest-van-de-wereld. De donkerte van de zaal. De warmte van de lampen, het zweten en spelen of je leven er vanaf hangt. Ik zou liegen als ik zeg dat ik het niet mis. En het wonderlijke is: dat geldt voor Andy ook! Hoewel Andy nog altijd optreedt, hij mist zijn oude makkers Copeland en Sting nog altijd.
The most exquisite moments in music are when you connect with the other players, when you fly, when you touch the spirit, and the audience is there with you. Sting, Stewart, and I experienced these moments many times. The music remains.
Toen Spinvis 20 jaar geleden debuteerde met zijn debuutalbum hoorde ik er een soort doorontwikkelde MAM in terug. Spinvis zou het mij jaren later vertellen: “dat kan geen toeval zijn.”
Wat nu als we in plaats van er in 1995 mee te kappen gewoon waren doorgegaan? MAM was er geheel tegen mijn zin in mee ophouden, nota bene voordat ons laatste album uitkwam (Look: Nederlands!). Om die rouw te verwerken heb ik jaren later een serie gemaakt over de magie van het MAM-lied Maternité. Wat me vervolgens de podcastwereld in schoot.
Maar hoe fijn het maken van podcasts ook is, ik ga niet ontkennen dat in mij een muziekmaker leeft. Die Inner Mountain Flame zal pas uitgaan als ik sterf. Tot die tijd speel ik elke dag gitaar. Zing ik mijn eigen lied. En zal ik het podium betreden als ik daar de kans voor krijg. En wie weet, misschien ooit een keer met Spinvis… want hij is voor mij de man die het begrijpt. Net zo goed als ik denk dat ik het begrijp.
Geef een reactie