Ik was een jaar of 15 en wilde begrijpen hoe je over complexe jazzakkoorden kunt soleren. “Speel jij de akkoorden maar, dan laat ik het je horen”, zei mijn gitaarleraar, Ferry Robers. Dus zette ik in en Ferry volgde mij door de noten van de akkoorden te benadrukken in zijn solo. Na een maat of vier was Ferry mijn vraag alweer vergeten en begon hij noten te spelen die te gek klonken maar ik niet kon plaatsen.
“Fer, ik hoorde je heel veel noten spelen die niet in de akkoorden zitten, waar haal je die vandaan?” Waarop Ferry antwoordde: “Dat komt wel, begin gewoon eerst met de noten van de akkoorden.”
Ruim 40 jaar later moet ik toegeven dat hij gelijk had.
In de tussenliggende tijd heb ik mij aardig weten te redden door middels toonladders over complexe akkoordreeksen te soleren. Modaal, aangespoord door Miles Davis. En soms door pentatonische ladders met elkaar te vermengen. Wat ik dan weer van John Scofield geleerd heb. En over een blues speel ik veelal mixolydisch, verminderd en pentatonisch mineur.
Maar er is nog een kleur, de basiskleur, en dat is die van de akkoordnoten. Wie die noten benadrukt, benadrukt de harmonie. En nee, niet door ze, heel lullig, een voor een te spelen maar door ze te beschouwen als de steunpalen van de harmonie. De kunst is om interessante notenreeksen te spelen waarin je de akkoordnoten benadrukt door er met spanningsboog naartoe te fietsen of door ze op een duidelijke tel te laten vallen.
Sinds een tijdje is dit mijn nieuwe realiteit. De deur naar het onbekende staat weer wagenwijd open. Met dank aan Fer. ❤️
Geef een reactie