Het nieuwste album van Donald Fagen, Sunken Condos is ronduit geweldig. En zeker even goed als zijn geniale debut The Nightfly uit 1982. Donald toont opnieuw aan zonder zijn geniale bandmaatje Walter Becker van Steely Dan ook kickass muziek te kunnen maken.
Mijn vriendin vind deze muziek niet te pruimen. Donald Fagen, alles van Steely Dan, ze vindt het niets. Soms kijkt ze mij aan en zegt dan: “da’s ook jouw stijl, jij doet dat ook, dat getuuuutuuuu”. Ik denk dat ik snap wat ze bedoelt en wow wat een compliment! Zelfs in de schaduw van de Stalen Dildo Mannetjes is het pure gold vertoeven.
Toch baal ik dat ik haar niet uitgelegd krijg wat er zo mooi aan is. Natuurlijk, het is een kwestie van smaak maar smaak moet je toch kunnen ontwikkelen? Je moet soms iets anders proeven, je moet andere landen verkennen. Je moet je geest openstellen voor nieuwe kleuren en geuren.
En het is helemaal niet zo dat ik alleen maar naar dit soort hele vernuftige harmonieuze muziek luister. Ik heb juist een hele brede smaak en kan agressie in de muziek en primitieve instrumentalisten ook zeer waarderen. Ik kan het alleen niet waarderen als deze muziek afgedaan wordt als glad, want dat is het niet. Het is smooth, gelikt, maar niet glad!
Tijd voor een voorbeeld, Good Stuff van het album Sunken Condos:
Tijd voor een kleine muzikale analyse van dit nummer
Het al direct spannende intro valt de amuzikale luisteraar natuurlijk nauwelijks op, maar hier worden een paar hele dikke harmonieën gespeeld, het sleurt je zo heel subtiel het nummer in. Het zijn van die akkoorden waar 99% van alle popmusici nog nooit van gehoord hebben, laat staan dat ze in staat zijn ze te spelen. Wat daarna volgt is een soort lekkere bluesy groove met een venijnig gitaartje (WahWah-pedaal). Zelf mijn vriendin vindt dat stuk goed te pruimen totdat het refrein ingezet wordt. Precies op dat moment gaat ze er vies bij kijken.
There’s a special satisfaction
When a job comes off so right.
De toonsoort wordt een paar maal razendsnel gewisseld en we blijven na die 2 zinnen harmonisch in een soort spanning hangen. Vervolgens wordt deel 2 van het refrein ingezet:
Better break out the good stuff,
The boss wants to party all night.
Wat er onder die 1e zin gebeurt is zo te gek, de blazers pakken een prachtige harmonie om vervolgens in die 2 zinnen super vernuftig terug te moduleren naar de toonsoort van het couplet. Razendsnel zijn we teruggekeerd van een kleurrijk uitstapje en zitten we weer in de bluesy groove.
Eigenlijk is het heel simpel. Met muziek heb je slechts een paar opties: ritme en 12 noten. Dat zijn je letters, de kleuren waarmee je het moet doen. Sommige van die 12 noten kun je samen laten klinken en bij sommige van die samenstellingen verlangen je oren naar een ander soort samenstelling. Dus de ene samenstelling vraagt een opvolging door een weer andere samenstelling. Noem het spanning en ontspanning, tension and release. Het componeren van muziek is daarop gebaseerd. Samengestelde noten hebben altijd die spanning of ontspanning in zich. Kleuren en woorden hebben die spanning niet. Hoewel, bepaalde kleuren vloeken met elkaar, zo kun je harmonie ook een beetje zien. Dus bepaalde samenklinkende noten vragen om een vervolg van samengestelde noten die daarbij passen.
Samenklinkende noten, noten die dus tegelijkertijd klinken, dat noemen we een akkoord. En het geheel van een opeenvolging van verschillende akkoorden noemen we harmonie. Een melodie bestaat uit enkele noten en het bedje eronder is gebaseerd op samengestelde noten, een bed van harmonie dus.
Die samenstelling van noten die spanning en ontspanning in zich kan hebben, is het muzikale spel dat wij spelen. Bij veel popmuziek is die samenstelling van noten heel eenvoudig. Vaak bestaat popmuziek alleen maar uit een mineur of majeur akkoord (3 noten klinken tezamen), hooguit uitgebreid met een septiem, een zevende noot uit de toonladder daarbij. Dat zijn akkoorden die maximaal uit 4 noten bestaan. Op zich niets mis mee, maar het is alsof je maaltijden altijd met alleen zout en peper kookt. Zonder een snufje tijm, peterselie, basilicum en ga zo maar door.
Het is ronduit saai om alleen maar binnen de harmonische regels te blijven. Slechte popmuziek doet dat vaak. Hoewel velen bovengenoemde voorbeeld heel glad zullen vinden, het is juist de brave popmuziek die zich heel harmonieus aan de basisregels van de harmonie houdt die glad te noemen is. Je hoort in slechte popliedjes een nootkeuze en een harmonie die zeer voorspelbaar is. Om het anders te zeggen: de harmonische spanning in die liedjes is te laag. Alsof je een boek in te simpele kindertaal schrijft. Alsof je een schilderij maakt met alleen maar elementaire kleuren. Alsof je een hele simpele maaltijd eet.
De harmonische spanning die verkregen kan worden door minder gangbare noten toe te voegen levert soms een schoonheid op die de tranen in me opwekt. Met harmonie kun je spanning opbouwen en weer afbreken, en juist door die spanning wordt het ook echt spannend, gaat het lied een andere kant op dat je had verwacht. Ik kan door die spanning ineens in een achtbaan terechtkomen en precies op momenten van harmonische wendingen dat heerlijke gevoel in mijn maag krijgen. Alsof er een deur naar een andere wereld voor mij opengaat.
Extra noten verrijken het klankbeeld. Alsof je ineens meer kleuren gaat zien. Alsof er een brede oceaan voor je openbaart.
Dat is het geniale aan dit nummer. Die simpele lekkere bluesy groove en dat refrein dat je razendsnel opnieuw hele brede klankbeelden voorschotelt.
Deze muziek had naar mijn idee niet kunnen bestaan als Miles Davis nooit zijn album Kind of Blue gemaakt had. Luister bijvoorbeeld naar dit geniale intro van toetsenist Bill Evans in Blue in Green van dat geweldige album:
Harmonie en melodie, ze neemt me mee naar plekken waar ik nog nooit geweest ben. En voor even zweef ik. Ruik ik de heerlijkste geuren. Zie ik de mooiste kleuren. En voor zolang het duurt ben ik even opgelicht.
Geef een reactie