Bono was de meest arrogante klant van Des Indes. En Herman Brood de leukste. Althans, volgens de oude barkeeper. Dat oordeel deelde ‘ie een paar jaar geleden met mij. Telkens als ik Bono op televisie zie moet ik aan die uitspraak terugdenken.
Bono bemoeit zich tegen de hele wereld aan. Hij staat op gelijke voet met wereldleiders en zet zich in voor goede doelen. Bono is een grotesk figuur, een geboren leider van een band die het grote succes aan de kont heeft hangen. De trots van Ierland.
Gisteren zag ik in de documentaire U2 – Achtung Baby (oorspronkelijke titel: From the sky down) een hele andere Bono. Een Bono die vertelde over het moeizame begin. Over de optredens waar ze zich niet goed genoeg voor voelden. Faalangst, onzekerheid, gebrek aan ervaring. Dingen gingen fout, bij The Edge knapte er een snaar van zijn gitaar, avond na avond na avond. Stress. En ze vroegen zich af waar ze het moesten zoeken, wat U2 moest worden. Welke muziek zij zouden moeten maken. Wanneer zou het nu eens goed gaan voelen?
Rattle and Hum moest een documentaire over de band worden, maar werd een concertregistratie. De band bleek veel te serieus voor een interessante documentaire. Er werd te weinig gelachen en dus werd Rattle and Hum een liveregistratie. Daarna kwam de band in een gigantische dip terecht. Rattle and Hum was een poging om de Amerikaanse sound en het Amerikaanse publiek op te zoeken. Maar het voelde niet goed.
Na een korte stop besloot de band om voor een volgend album de opnames plaats te laten vinden in de Hansa Tonstudio in Berlijn. Een studio die pal naast de Berlijnse muur heeft gestaan. U2 zocht naar een nieuw eigen geluid, een Europees geluid, aangestoken door bands als Kraftwerk en Einstürzende Neubauten. Er werd gezocht naar een sound die gebaseerd was op moderne elektronische ritmes.
Het werkte niet. Ook al zit je dus in de prachtige Hansa Tonstudio, echt helpen doet het niet. Waar David Bowie overigens wel zeer creatief en productief was. De band besloot huiswaarts te keren. Moesten ze U2 dan maar opheffen? Na een korte break besloot de band in Dublin de draad weer op te pakken. En in korte tijd was daar het lied One. Het diende zich plotseling aan. Al vrij snel ging het beter, kwam de muziek terug waar ze zich allen in konden vinden. Wat ja, U2 is een zeer democratische band. Misschien wel de meest democratische band ooit. The Beatles en The Stones verbleken erbij. In U2 zijn alle musici 100% gelijkwaardig en is er 1 niet blij met zijn partij, zijn aandeel in een nummer, dan wordt er net zolang gezocht tot die persoon wel blij is met zijn aandeel.
Bono besloot er een zwarte bril bij op te zetten, trok de broek van Jim Morrison aan en droeg daarbij een jasje van Elvis. Dat nieuwe imago was nodig want het publiek niet zit te wachten op een onzekere zanger en een onzekere band die met knikkende knieën voor een vol stadium optreden. Dat houdt niemand immers vol.
(foto van Anton Corbijn)
Geef een reactie