Toen ik een jaar of 16 was wilde ik heel graag liedjes schrijven. Aangestoken door The Beatles, Steely Dan en de muziek van de dag (1984). Op een akoestische gitaar verzon ik ze. Eerst kwamen de akkoorden en de melodie. Later verzon ik er een tekst bij. Sommigen van die liedjes nam ik op met een 4-sporen cassetterecorder, die ik samen met wat vrienden had aangeschaft. Hier en daar speelden zij ook een basje of een extra gitaartje in.
Het was liedjesschrijver en gitarist Quintus Kessler (RIP) die mij heeft aangestoken mijn eigen liedjes te gaan schrijven. Voordat ik hem ontmoette speelde ik jazzgitaar en luisterde naar platen. Hij, een paar jaar ouder, schreef wel zijn eigen liedjes. Jaren na onze eerste ontmoeting besloten we samen te gaan werken onder de naam Wouldn’t You? Als een slag bij heldere hemel wist ik toen dat ik mijn HEAO studie daarvoor op moest geven. De muziek was mijn roeping! Dankzij die band wisten we zelfs een korte samenwerking met Hans Vermeulen (o.a. ex Sandy Coast) te bewerkstelligen. Inmiddels schreef ik behoorlijk veel liedjes. Ook Tom America van de Tilburgse band MAM (waar ik als gitarist en computer-arrangeur deel van uitmaakte) was daar zeer enthousiast over. Hij vond ook dat ik moest blijven zingen.
Samen met Conno van Wijk, een vriend die in de studio van Robert Jan Stips en Aad Link (respectievelijk toetsenist en manager van de Nits) als technicus werkte, nam ik eind jaren 80, begin jaren 90, diverse liedjes in die studio op. En ook met MAM heb ik heel veel muziek opgenomen en veel met computers (Atari 1040st), drumcomputers, synthesizers en samplers gewerkt. In die tijd, begin jaren 90, klonken die apparaten helaas helemaal niet zo lekker. Je hoorde voornamelijk statisch geluid uit ‘een doosje’ dat weinig dynamisch en muzikaal klonk. Het resulteerde erin dat toen MAM ermee ophield ik weer veel meer livemuziek ben gaan maken. In die tijd deed ik veel jamsessies en richtte ondermeer een Braziliaanse band op met de naam Banda Energia en een eigenwijs rauw Haags bandje met de naam Moskito.
Zo rond de eeuwwisseling kwam mijn interesse voor het opnemen van muziek gelukkig weer terug. Inmiddels waren de PC’s en Mac’s zover dat er serieus muziek mee opgenomen kon worden. En geluidstechnisch was er een sprong gemaakt. De gladde Japanse sound (van Roland met name) had plaats gemaakt voor een meer organische benadering dankzij muzieksoftware zoals Propellerhead Reason met die heerlijke rauwe samples (Spinvis was er ook enthousiast over) en Ableton Live die met een totaal nieuwe benadering voor het opnemen van audio kwam.
Hoewel ik heel veel muziek begon op te nemen met de computer, het was en is veelal instrumentale muziek. Het schrijven van liedjes bleek op de een of andere manier afgezwakt te zijn. Toen het eerste Spinvis album uitkwam voelde ik me gedreven het ook te gaan doen, toch gebeurde dat niet. Ik heb er toen nog met Tom over gesproken. Alsof de ‘liedjeszin’ mij had verlaten.
Inmiddels denk ik te weten waar het aan ligt: het proces van het maken van een liedje. Dat kwartje viel overigens pas recentelijk. Ik denk dat er twee verschillende verhalen aan ten grondslag liggen. Zo las ik in een interview met Todd Rundgren het volgende:
I came to realize that what’s actually in my head is far more complicated than the songs that I finally come up with, because I’m still allowing myself to be constrained by basic formulas of songwriting that I didn’t come up with. Somebody else invented them and capitalized on them, and everybody else realized, “Oh, that’s how you write a song.”
(…)
And that was the point where I realized also that the studio was becoming my compositional tool. It wasn’t a piano. I don’t sit down at the piano with a pad or something like that. What I do is I gestate musical ideas and lyrical ideas and hope that they will, sort of like DNA, match themselves up by the time we get to the end of the process.
(…)
I completely record everything before I ever get to the vocals. That’s because the studio became my compositional tool. Some people, the first thing they’ll do is come up with chords and melodies and figure them out on the piano. For me, I’ve figured them out on tape, or now, digitally. Why try to commit to memory what I’m playing on the piano when I can perform it once, then listen to it back and make changes to it if I think that the suspensions are wrong or something like that? I can continue to flesh it out until it sounds something like the final musical bed. The more I do that, the more it suggests to me melodies that belong in the song and also what the most appropriate lyric approach is for the music I’m creating.
(…)
I have a completely vague idea of the things that I’m going to write about. I figure, why do I have to come up with an actual idea first. All I have to do is just be thinking all the time, and keep an eye on what I’m thinking. And that’s the subject of what I’m going to write about. The challenge for me is going to be to come up with a proper bed for ideas that are eventually going to make themselves clear to me.
Wat Rundgren hier beschrijft is het format dat ik ook gebruik. Al mijn muziek ontstaat in de computer omdat ik het ook direct opneem als ik het verzin. Het enige verschil met Rundgren: ik neem vrijwel geen liedjes meer op en heb ze ook nooit op deze manier geprobeerd te laten ontstaan. Alle liedjes die ik heb geschreven, met zang op basis van een tekst, ontstonden op de gitaar terwijl ik er eerst woordloze zang en een melodie bij verzon. Een enkele keer kreeg ik van iemand een tekst en verzon er op gitaar harmonie en een melodie bij. Maar Rundgren wijst mij erop dat liedjes ook kunnen ontstaan via een apparaat waar ik allang mee bekend ben: de computer.
Een ander deel van het kwartje viel toen ik over het werkproces van David Byrne las in zijn geweldige nieuwe boek How Music Works. In dat boek beschrijft hij de ervaring die hij samen met zijn muzikale vriend Brian Eno heeft opgedaan tijdens het maken van My Life in the Bush of Ghosts. Hierbij experimenteerden Byrne en Eno met allerlei stukken muziek die ze al improviserend hadden opgenomen. Het format ‘liedje’ lieten ze totaal links liggen. Pas toen ze achteraf stemmen begonnen toe te voegen ontstond er een duidelijke vorm. Het waren niet hun eigen stemmen maar stemmen van priesters en gevonden stemmen van inbelprogramma’s die ze van de radio opgenomen hadden. Deze stemmen maakten een vreemde match met de muziek, maar het werkte. Zelf schrijft Byrne hierover (quote How Music Works):
The mind tends to find congruencies and links where non previously existed – not just in music, but in everything.
Onze hersenen maken gewoon verbindingen op zoek naar betekenis aangestuurd door herinneringen en gevoelens. En wat dat betreft luisteren we zeer subjectief. Neem bijvoorbeeld een tekst als Niet Of Nooit Geweest van Acda en de Munnik. Deze tekst is een favoriet van veel stelletjes terwijl de zin “Ik ben mezelf niet of al die jaren nooit geweest” wat mij betreft toch zeer duidelijk maakt dat het hier over een breuk gaat en niet over een goede relatie. Of neem Every Breath You Take van The Police: “Every breath you take, every move you make, I’ll be watching you”. Nogal een onfrisse manier om je geliefde zo in de gaten te houden, toch is het lied een favoriet van veel stelletjes.
Ook zo mooi, omdat ik dat zelf vaak ook zo voel, David Byrne weer (quote How Music Works):
Often, what the vocalists were actually saying didn’t matter to us at all. It was the sound of their vocals – the passion, rhythm, and phrasing – that conveyed the emotional content.
Vanuit het experiment, het gerommel, de chaos, ontstaat er iets. Iets dat een lading heeft. Dat letterlijk aanspreekt. En wat je dan hebt, dat is een lied. Als je mazzel hebt.
Geef een reactie